Executieve functies
Problemen met een of meerdere vaardigheden die gericht zijn op efficiënt en doelmatig werken
Executieve functies en de leerling met TOS
23-02-2023
Het benoemen van ‘ongewenst gedrag’ zoals: ‘hij vergeet van alles’, ‘zij heeft nooit haar huiswerk af’, ‘hij raakt van alles kwijt’, ‘zij weet nooit waar wij zijn gebleven in de les’, ‘hij weet nooit wat hij moest leren’, ‘hij is ongemotiveerd’ etc. is gedrag dat men in de klas signaleert. . Het ‘ongewenste gedrag’ dat men signaleert wordt benoemd als ongewenst en er moet iets veranderen, maar het is in feite de verkapte hulpvraag van de leerling. Een hulpvraag die de leerling zelf niet kan verwoorden.
Dit is vaak het geval bij de leerling met TOS, oftewel een Taalontwikkelingsstoornis.
Zwakke executieve functies verdienen zeker de aandacht bij de begeleiding van leerlingen met TOS, maar ook bij de begeleiding van de leerling met ADHD, autisme, en dyslexie. Vaak ervaren deze leerlingen problemen in de communicatieve redzaamheid en kunnen zij hun hulpvragen onvoldoende verwoorden.
- Onze executieve functies zijn cognitieve processen die ons handelen en denken aansturen. De innerlijke spraak is noodzakelijk voor het aansturen van allerlei executieve functies zoals het planmatig handelen en het sociaal functioneren.
- De innerlijke spraak loopt vaak achter en is trager ten opzichte van leeftijdsgenootjes bij leerlingen met TOS, ADHD, autisme en dyslexie.
- Innerlijke taal is persoonlijke taal, zonder dat er articulatie is. Vygotsky (1896-1934) geeft aan: ‘Innerlijke taal is het resultaat van een ontwikkelingsproces waarin talige sociale
Regulatie van het eigen ik’.
- Innerlijke taal zorgt voor efficiënt handelen. Zodra situaties of handelingen ingewikkeld worden, treedt er volgens Vygotsky begeleidende en/of innerlijke spraak op die het gedrag kan organiseren, of het kind valt terug op sociale taal en vraagt om hulp. De spraak is soms begeleidend, meestal regulerend en controlerend
Bij leerlingen met TOS is de innerlijke taal, de interactie met henzelf ook onvoldoende.
Taal is niet alleen de sociale taal waarmee wij communiceren, maar ook de innerlijke taal waarmee wij met onszelf communiceren. Een taalstoornis belemmert niet alleen de sociale taal, maar ook de innerlijke taal wordt verstoord, dus de aansturing van het handelen en denken.
Signaleren
Gedrag signaleren, vooral ongewenst gedrag, dat kunnen wij goed. Gedrag benoemen ook, maar benoemen wij het op de juiste manier? Geven wij dan niet meteen deze kinderen een label die niet terecht is? ‘Hij is ongemotiveerd’ of ‘zij heeft een kort lontje en is altijd betrokken bij conflicten’.
Het is het ongewenste gedrag dat wij signaleren, maar elk gedrag heeft een trigger en elk gedrag is een hulpvraag.
Signaleren op de juiste manier is gewenst om de juiste hulp en aandacht te bieden.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de ABC -observatie. Wat zie je nu echt gebeuren? En anders is een gesprek met de leerling gericht op de hulpvraag van de leerling zeker ook een erg goed uitgangspunt.
Bij het kind met TOS is het erg lastig om deze vragen over emoties en over het handelen goed te beantwoorden, om de juiste woorden te vinden en daarnaast hebben zij vooral veel tijd nodig.
Het is dan ook belangrijk dat je het kind met TOS in een dergelijk gesprek vooral veel tijd geeft, ondersteunt bij het zoeken naar woorden en vooral ook vooral korte concrete vragen stelt m.b.v. ‘Geef me de Vijf’ van Colette de Bruin. Dus gebruik van de vragen ‘wie’, ‘wat’, ‘waar’, ’wanneer’, en ‘hoe’.
.
Tijdens zo’n gesprek is het ook niet de bedoeling dat jij de antwoorden invult voor de leerling. Geef de leerling tijd en ruimte om na te denken, tot woorden te komen en zijn eigen hulpvraag te formuleren.
Alleen zo kan je de werkhouding en het gedrag van de leerling in de juiste context plaatsen.
Oprechte interesse in het kind, een geïnteresseerde luisterhouding, tijd om te luisteren, bereid zijn om te helpen en onbevooroordeeld het gesprek in gaan.
Vergeet ook niet naar de thuissituatie te vragen, ook dit is vaak een eyeopener en een verklaring voor bepaald ‘ongewenst’ gedrag dat je in de klas signaleert.
Vergeet niet dat een uitspraak over de werkhouding van een leerling of over zijn of haar oplettendheid, vaak een aanname is vanuit onze eigen verwachtingen en overtuigingen.
Observeer gestructureerd, informeer en wees onbevooroordeeld. Vraag is of je daarna nog altijd vindt dat het per definitie een ongemotiveerde houding is….
Kijk kritisch naar je klassenmanagement en je eigen instructie. Hoe is je instructie? Is je instructie helder, concreet en kort? Is er sprake van voldoende activering van de voorkennis en bied je handvatten?
Laten wij hierbij vooral niet vergeten dat motivatie in de loop der jaren ook gevormd wordt door wel of geen succeservaringen, de doelen die gesteld worden en niet behaald, de ondersteuning van de omgeving die ontbreekt en het emotioneel welbevinden dat hierop volgt.
Om gedrag goed te interpreteren is het belangrijk dat er voldoende kennis is van de executieve functies en kennis van de complete situatie en de omgeving van het kind.
Helpende vragen om een beeld te krijgen van mogelijke zwakke executieve functies bij de leerling:
Werkgeheugen: Kan de leerling doelen sociale onthouden en sociale kennis activeren?
Inhibitie vermogen: Is de leerling impulsief? Gemakkelijk af te lijden? Kan het zich aan sociale
regels houden en impulsen onderdrukken?
Cognitieve flexibiliteit: Kan de leerling met veranderingen en onverwachte gebeurtenissen omgaan?
Emotieregulatie: Kan de leerling boosheid en verdriet hanteren? Of verliest het zichzelf in emoties?
Kan de leerling rekening houden met de perspectieven en wensen van anderen?
De invloed van de executieve functies bij TOS
Uit steeds meer onderzoeken blijkt dat er sprake is van problemen met de executieve functies bij ADHD, autisme, dyslexie en TOS (taalontwikkelingsstoornissen).
Deze ontwikkelingsstoornissen kunnen al heel jong de executieve functies van het kind beïnvloeden Andersom versterken en vergroten zwakke executieve functies de belemmeringen en de hulpvragen van de leerling.
Zo bleek uit onderzoek van Hughes (2009) dat ongeveer 60% van de leerlingen met een TOS (taalontwikkelingsstoornis) problemen heeft met de executieve functies.
Uit onderzoek van K. Marton (2008) blijkt dat leerlingen met TOS:
- zwakker zijn in het controleren van aandacht en hebben moeite met het uitvoeren van Executieve functies zoals ‘Meta cognitie’ en ‘volgehouden aandacht’
- meer moeite hebben met inhibitie en meer tijd nodig hebben voor het aanpassen van het gedrag zoals bij ‘emotieregulatie’ en ‘gedragsregulatie’.
- meer moeite hebben met het bedenken van alternatieve manieren om problemen op te lossen, ze blijven steken bij de eerste manier. Er zijn problemen met ‘plannen en organiseren’ en de ‘cognitieve flexibiliteit’.
- meer problemen hebben met het werkgeheugen (Baddely en Hitch 1974, Alloway 2008).
Bepaalde Executieve functies zoals inhibitie, cognitieve flexibiliteit en het werkgeheugen hangen samen met mondeling taalbegrip en deze voorspellen elkaar. Hoe beter het taalbegrip hoe beter de executieve functies zich ontwikkelen en omgekeerd.
Executieve functies kunnen verbeteren wanneer er voldoende aandacht aan geschonken wordt en wanneer de omgeving, zoals het klaslokaal, ook ‘EF-slim’ is. (Joyce Cooper- Kahn en Margaret Foster)
Wat zijn executieve functies?
Executieve functies zijn een van de voorspellers van schoolsucces.
Het gegeven IQ is niet direct bepalend voor hoe een kind functioneert. Het is vooral bepalend voor hoe het kind of de leerling met de leerstof omgaat. Hoe leer je? Hoe pak je een taak aan?
Door de executieve functies bedenken wij een strategie, handelen wij bewust, zoeken wij naar oplossingen, reageren we op veranderingen en houden wij een doel voor ogen.
Executieve functies zijn aangeboren, maar ontwikkelen zich samen met de groei van de hersenen.
De ontwikkeling van de executieve functies gebeurt vanuit aanleg en ervaring. Kinderen moeten vooral getraind worden in het toepassen en uitvoeren van deze functies.
Een taak van de opvoeders in de brede zin van het woord.
De definitie van de executieve functies is als volgt; “Executieve functies zijn cognitieve processen die men nodig heeft voor doelgericht, efficiënt en sociaal aangepast gedrag en om taken zelfstandig te kunnen uitvoeren. Kinderen worden geboren met het vermogen om executieve functies te ontwikkelen. De mate waarin ze zich ontwikkelen hangt af van genetische en omgevingsfactoren”.
Voor het kind met TOS is (non-verbale) Taal hier zeker ook een belangrijke factor in. De (non-verbale) Taal die je gebruikt om door andere begrepen te worden. De (non- verbale) Taal van de ander die je moet begrijpen om taken uit te voeren en de geschreven taal die je vlot moet kunnen lezen en begrijpen om je werk te maken.
Kan je de juiste woorden vinden wanneer je om hulp of extra uitleg wil vragen?
Begrijp je de instructie zodat je ook aan het werk kan gaan en aan het werk kan blijven?
Bezit je voldoende innerlijke taal om jezelf aan te sturen?
Wat is de rol van de informatieverwerking?
De informatieverwerking bij de leerling met TOS is vaak traag. De talige informatie wordt vertraagd verwerkt. Deze leerlingen hebben meer tijd nodig om de geboden talige informatie te verwerken en toe te passen.
Onze verwerkingssnelheid stelt ons in staat om taken goed en adequaat uit te voeren.
‘Verwerkingssnelheid’ is geen ander woord voor executieve functies, maar het is wel een belangrijke executieve functievaardigheid.
De verwerkingssnelheid is de tijd die nodig is om een cognitieve taak uit te voeren of de hoeveelheid werk die in een bepaalde tijd kan worden afgemaakt. (Braaten en Willoughby, 2015)
"Als het executief functioneren de auto is, dan is de verwerkingssnelheid de motor. Met een snellere, krachtigere motor kan een auto harder rijden.”(Braaten en Willoughby, 2015)
De executieve functies zijn processen in de hersenen waarmee wij ons gedrag aansturen met behulp van innerlijke taal. Het gedrag dat volgt kunnen wij zien, de executieve functies niet. Bij de leerling met TOS is er dus sprake van onvoldoende innerlijke taal voor deze aansturing.
Wij zien het gedrag dat volgt op zwakke executieve functies en een trage informatieverwerking……dit behelst de hulpvraag.
De Executieve functies, even voorstellen:
Doen- hanelen (de warme functies)
- Organisatie: zoals taken en opbergruimten kunnen ordenen.
- Reageren en inhibitie: nadenken voordat je handelt. Het vermogen om op de rem te trappen.
- Doelgerichte doorzettingsvermogen: een doel kunnen stellen en niet afgeschrikt worden door andere behoeften of tegengestelde belangen.
- Zelfregulatie: emoties kunnen controleren en sturen
- Taak aanpak: op tijd en op een handige manier beginnen aan een taak.
- Cognitieve flexibiliteit: aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Van de ene naar de andere situatie kunnen gaan.
Denken- cognitie (de koude functies)
- Werkgeheugen: informatie kunnen onthouden bij het uitvoeren van taken. Opgeslagen informatie ophalen.
- Metacognitie: overzien hoe je een probleem aanpakt ‘Heb ik het handig gedaan?’.
- Volgehouden aandacht: ondanks afleiding toch aandacht blijven geven aan de taak.
- Plannen: een plan kunnen maken om een doel te bereiken.
- Timemanagement: inschatten hoeveel tijd iets kost.
Deze vaardigheden moeten goed en vloeiend samenwerken voor soepel en effectief functioneren.
Op school wordt er op deze functies continue een beroep gedaan.
- Opletten en je aandacht blijven geven aan de instructie en de taak.
- Je werk plannen en organiseren.
- Weten hoe en waar je moet beginnen.
- De geboden informatie uit de instructie toepassen
- Beurtgedrag
- Omgaan met uitgestelde aandacht
Hoe kan je deze functies in de klas ondersteunen?
Zorg dat je lokaal prikkelarm is en gestructureerd ingericht.
Begin vooral ook met je eigen bureau!
Houd de tafels van de leerlingen zo leeg mogelijk.
Hang niets dwars door de klas en langs de ramen.
Zorg dat materialen overzichtelijk opgeborgen zijn.
Vermijd chaos in je lokaal met slordige kasten, overal dozen, rugtassen en dergelijke.
Gebruik een instructietafel en begeleid per taak. Grijp in wanneer een leerling af lijkt te haken.
Gebruik een time timer.
Verwoord je handelingen bij het oplossen van een taak.
Eerst de voorkennis activeren voordat je aan nieuwe instructie begint.
Alle instructie vooral visueel ondersteunen en herhalen.
Maak gebruik van vaste routes zoals bij het ophalen van boeken en schriften.
Succeservaringen
- Succes vergroot het zelfvertrouwen en ook de aanpak van een volgende taak zal met meer vertrouwen opgepakt worden.
- Angst voor de komende reken-, taal- of leesles zal de les, die op dat moment wordt gevolgd, kunnen ondermijnen.
- Met pre-teaching is de komende les bekend. Dit kan een succeservaring creëren als de leerstof al bekend is en besproken. Ze zullen actiever aan de les kunnen deelnemen.
- Wees terughoudend met onverwachte beurten, geef het kind de ruimte erover na te denken en een antwoord te formuleren.
- Minder of kortere taken, zodat ook deze leerling ervaart dat hij of zij het werk af krijgt en met meer motivatie zal starten. Mogelijk zal deze leerling na verloop van tijd ook meer kunnen maken.
- Positieve feedback, zelfs op de kleinste handelingen. Positief gedrag benoemen is de grootste en sterkste versterker. Daarnaast zorgt ‘het gelukstofje in de hersenen’ (de endorfine die vrijkomt) dan voor meer plezier in het werk en meer inzet.
- Ondersteun bij het plannen. Plannen van repetities, plannen van werkstukken, spreekbeurten maken en met het maken van huiswerk.
- Bied structuur bij het organiseren van werk of van gedachten. Bied kaders. Dit kan m.b.v. wie wat waar wanneer en hoe.
Wat nog meer te doen
Executieve functies kunnen met ondersteunende strategieën geoefend worden.
In het boek van Ed van Uden – ‘mindmappen met Kids’ staan erg goede en leuke leerstrategieën om bijvoorbeeld het werkgeheugen te ondersteunen.
Papieren agenda’s worden in het onderwijs vaak niet meer gebruikt, al het huiswerk wordt vaak online in een leerlingportaal, zoals in ‘Magister’ neergezet en ook op hun mobiel. Maar hoe plan je dan overzichtelijk?
De eerste stap in de begeleiding is dan: koop een goede overzichtelijke agenda, zoals de ‘1blik schoolagenda’ of een weekplanner. Zeker de leerling met TOS, ADHD, autisme of dyslexie zal hiervan profiteren.
Naast veel interventies en tips zijn er vier afstemmingsinstrumenten voor een EF-slimme klaslokaal erg mooi omschreven in het boek ‘Executieve functies versterken op school’ van Joyce Cooper- Kahn en Margaret, zijn de poten van een stoel.
Je hebt vier poten nodig om met vertrouwen op een stoel te zitten. Deze vier stoelpoten zijn een metafoor voor de afstemmingsinstrumenten voor een EF- slimme klaslokaal.
- Een goede Denkhouding
- Een goede Planning
- Voldoende Herhaling
- De juiste hoeveelheid Tijd.
Zo schrijven Cooper-Kahn en Foster terecht dat alle planning, herhaling en tijd nutteloos zijn zonder de juiste denkhouding van de leerkracht. Denkhoudingen zijn aannames, verwachtingen en overtuigingen over onszelf en over anderen. Deze denkhoudingen beïnvloeden ons handelen en sturen ons gedag. Zonder de juiste denkhouding kan de frustratie en angst bij leerlingen alleen maar groeien en door de prestatiedruk blijven succeservaringen uit.
De vier poten volgens Cooper-Kahn en Foster: Zonder goede planning is er geen tijd voor herhaling. Zonder de juiste hoeveelheid tijd is er geen ruimte voor herhaling en planning.
“Alle leerlingen zullen het met deze elementen beter doen, maar leerlingen met zwakke executieve functies zijn vanaf het begin al ‘wankel’. Hun executieve functies zijn vanaf het begin al wankel, dus moeten alle vier de stoelpoten stevig staan!” (Joyce Cooper- Kahn en Margaret Foster)
Drs. B.C.M. Sanders-rosbergen, Orthopedagoog
‘Smartonderwijs’ www.Smartonderwijs.nl
Literatuur:
Overveld, K. van. (2016). Groepsplangedrag, planmatig werken aan passend onderwijs. Huizen: Pica
Cooper-Kahn, J. Foster, M. (2014). Executieve functies versterken op school, een praktische gids voor leerkrachten. Amsterdam: Hogrefe uitgevers b.v.
Dawson, P. Guare, R. (2009). Slim maar… Amsterdam: Hogrefe uitgevers b.v.
Uden, E. Van (2015). Mindmappen…. voor kids. Culemborg: Van Duuren Media.
Smidts, D. & Huizinga, M. (2011) Gedrag in uitvoering. Over executieve functies bij kinderen en pubers. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds
Zon, A. van. (2017). Het kind aan het stuur. Executieve functies; het ontwikkelen van zelfsturing.
Sanders, B. (2017). Taalontwikkelingsstoornissen in de klas. Praktische handelingsadviezen en tips. Houten: LannoCampus