Een Blog waarbij ik mij ook eigenlijk afvraag hoe te beginnen. We zitten in het tijdperk van Passendonderwijs en net als vele anderen vraag ik mij af, hoe passend dit onderwijs kan zijn in grote volle klassen en met tegelijkertijd alle eisen die aan het onderwijs worden gesteld.
Ik kom op scholen waar nog altijd sprake is van klassen tussen de 28 en ruim 30 leerlingen. Klassen waar naast de gemiddelde leerling kinderen zitten met een diagnose oftewel een indicatie. Kinderen die een passend aanbod nodig hebben van ons onderwijs. Kinderen die een ‘veilige’ plaats op school nodig hebben.
Wat weten we daarnaast van wat er zoal nog meer gevraagd wordt van de leerkrachten en de kinderen?
In het voortgezet onderwijs hebben we dit jaar de reken en taaltoetsen die bepalend worden bij de examens.
De methoden moeten in een schooljaar volledig aan bod komen.
In het basisonderwijs moet er voldoende op de Cito gescoord worden anders word je als school ook daarop afgerekend, tegenwoordig zelfs publiekelijk. Hoe doe je dat met de leerlingen die extra zorg nodig hebben…
Daarnaast hebben de Cito vaardigheidscores een upgrade ondergaan en zijn de normeringen verhoogd. Had je vorig jaar nog een lage C, dan is dat nu een D.
Toekomst verwachtingen, uitstroomverwachtingen worden nu in ontwikkelingsprofielen geschreven en hopelijk zijn deze dan niet te laag….
In de periode dat ik op de basisschool zat was dit verwachtingspatroon al aanwezig. Met grote klassen zaten we toen in klas 6 (nu groep 8) in rijen. Wij kregen les van de hoofdmeester.
Onze klas was in 3 niveaus verdeeld. Er was een rij, vlak voor het bureau van de meester, met kinderen die goed konden leren. In het midden de rij met de ‘gemiddelde’ leerlingen en vervolgens een derde rij. Dit was de rij met kinderen die niet zo makkelijk konden leren. Labeltjes hadden we nog niet.
Ik zat in de middelste rij. Wat had ik altijd te doen met een jongen die achterin de rij zat met kinderen die het moeilijk hadden met leren. Deze jongen keek altijd zo te neer geslagen en hoorde niet echt bij de groep. Hij werd ook vaak gepest.
De uitstroomverwachtingen waren al in deze rijen weergegeven. Als je zelf altijd denkt dat je ‘gemiddeld’ bent moet je hard knokken om van dat beeld af te komen. Gelukkig kon ik knokken en heb ik de studie gedaan als orthopedagoog in Leiden en vele andere opleidingen, waardoor ik kinderen zoals die jongen uit mijn klas van vroeger nu signaleer en waar mogelijk kan helpen. Toch vormt een dergelijke verwachting je als kind.
Laten we uitkijken met die uitstroomverwachtingen en ook wat we daarbij uitstralen naar de kinderen zelf.
Een negatief zelfbeeld en een laag emotioneel welbevinden is vlug opgebouwd en zeer lastig om weer om te buigen.
Volwassenen die ooit een burn-out hebben gehad weten wat ik bedoel. Het gevoel van falen, het gevoel het nooit goed genoeg te doen, het gevoel dat een ander het veel beter doet en je kan het niet bijbenen. Niet gezien worden in je struggle, niet gehoord worden in je roep om hulp…
Ook kinderen ervaren dit gevoel.
Kinderen in de klas die tegen grote problemen aanlopen door een ernstig lees- of rekenprobleem, of kinderen met dyslexie, schrijfproblemen, dyscalculie, concentratie problemen, auditieve verwerkingsproblemen etc…. , deze kinderen voelen altijd dat ze het niet goed doen, of iets (toch) niet kunnen. Ze doen hun best en proberen tot het niet meer gaat. Elke keer weer die rode strepen, of ‘overdoen’.
Bij een observatie zie je bepaald gedrag ontstaan vanuit het onvermogen.
Uitstelgedrag bij het starten van een taak die ze niet beheersen.
Vluchtgedrag in de vorm van wandelen door de klas, rommelen in de la of naar het toilet gaan.
Psychosomatische klachten zoals buikpijn.
Vlug huilen, vlug boos.
Stil en teruggetrokken of juist druk en de clown uithangen en anderen lastig vallen.
Afhankelijk, veel bevestiging vragen enz.
Wat ‘doen’ wij (goed bedoeld) als volwassene bij kinderen met een leerachterstand of leerprobleem…… we geven nog meer.
Nog meer om te oefenen, ook mee naar huis. Soms zelfs in de pauze op school of tijdens een leuke activiteit die ze wel goed en graag doen. Gewoon omdat het werk nog niet af is.
Stel dat je die volwassene bent met een burn-out en je kan het niet bijbenen, je krijgt nog meer om toch maar even de druk op te voeren… Er zijn dan twee opties, of je explodeert en komt thuis te zitten of je wordt zwaar depressief en komt ook thuis te zitten. Advies is dan meestal…. “Neem rust en ga dingen doen die je leuk vindt”.
Kinderen krijgen dezelfde reacties in gedrag wanneer ze op den duur overvraagd worden. Gedragsproblemen (explosies), negatief zelfbeeld, depressief, geen zin meer in school en denken dat ze het toch niet kunnen.
Als we nu vanuit dit begrip, met deze wetenschap naar de kinderen kijken binnen het ‘passend’ onderwijs. Hoe kunnen we bij kinderen met (ernstige) leerproblemen, concentratie problemen, autisme en andere problematieken de aanpak en het onderwijs zo inrichten dat we de ‘burn-out’ bij kinderen kunnen voorkomen en vooral het zelfbeeld en welbevinden kunnen beschermen. Hoe maken we voor deze kinderen het onderwijs passend? Hoe maken we onderwijs veilig om in te groeien?
Bij elk hulpplan, bij elk ontwikkelingsplan moet dan het uitgangspunt niet het leerdoel zijn, maar het positieve zelfbeeld en het welbevinden van het kind op school.
Hoe bereik je dat in je aanbod en aanpak…. Vraag je dat als eerste af bij het opstellen van je doelen.
Alleen wanneer een kind een positief zelfbeeld heeft en zich op zijn plek voelt in de klas is er ruimte om te leren.